Vorig najaar arriveerden ze in INLIA’s TussenVoorziening in Eelde; de Syrische Aïsha en Ibrahim met hun 4 kinderen. De jongste twee raakten in de oorlog ernstig verbrand. Ibrahim dompelde hen keer op keer in water om de vlammen te doven. Inmiddels wonen ze in Leek.
Een bredere glimlach is niet mogelijk. Ibrahim glimlacht van oor tot oor en gooit de voordeur wijd open voor ons. ‘Kom binnen!’ Hij is blij ons nu in zijn woning te kunnen ontvangen. ‘We kennen alle buren’, vertelt hij enthousiast, ‘we hebben ze allemaal te eten uitgenodigd. Allemaal Nederlandse mensen. En pal naast ons een Afghaanse moeder met haar kinderen. Een kranige vrouw.’
Hij wijst op de huizen, vertelt samenstelling van huishouden, leeftijden en beroepen. Hij geniet er zichtbaar van om nu echt in Nederland te wónen. Een eigen plek, een huis in een rijtje, met voor- en achtertuin. De voortuin is net deels omgespit, de achtertuin een complete moestuin. De plantjes staan er fier bij.
Het huis is sober en keurig ingericht. Aïsha weet sfeer te maken met weinig middelen; oude regenlaarsjes worden bloempotten, oude broeken een nieuw vloerkleed. In de huiskamer prijkt een foto van het hele gezin in de TuVo. Dochter Layla maakt een hartje met haar handen. De vier kinderen moeten het boven doen met twee kamers. Met de zolder is Ibrahim nog druk bezig. ‘Dat wordt een studeerkamer voor de kinderen. Kijk, dat dakraam is er nieuw ingekomen. Mooi hè?’
De kinderen zitten op dit tijdstip nog op school en ook Aïsha is naar school; inburgeringslessen. Best lastig, zullen we later van haar horen. Want in Syrië is ze nooit naar school geweest. Dan valt zo’n inburgering lang niet mee, ook al ben je slim.
Ibrahim daarentegen vliegt door de lesstof heen. Het A1-studieboek heeft hij in slechts twee maanden afgewerkt. Hij is zelfs vast van plan het theorie-examen dat hij binnenkort voor zijn rijbewijs moet halen, in het Nederlands te doen.
Hij wil buschauffeur worden namelijk, en: ‘Dan moet je mensen kunnen helpen, dus moet je goed met ze kunnen praten.’ Buschauffeur? Dat verrast ons. In Syrië dreef Ibrahim een kledingzaak. ‘Dat wilde ik hier ook heel graag, maar volgens de gemeente is het heel moeilijk om in dit land een winkel te beginnen. Ze raadden me aan dat maar te vergeten.’
Buschauffeur dus. Hij gaat ervoor. Zes uur per dag studeert hij. Om Nederlands te leren, en alles wat er nog meer nodig is. Morgen heeft hij een toets. Versneld, omdat hij daar op aangedrongen heeft. Het hele gezin werkt keihard aan de taal. Als de kinderen thuis komen, doen ze taalwedstrijdjes met z’n allen. Woorden opschrijven waarvan je denkt dat de rest ze nog niet kent, bijvoorbeeld. ‘De muis’, ‘het doelpunt’, ‘de zomer’. Goed bezig.
Toch zijn Aïsha en Ibrahim een tikje bezorgd of ze het wel goed doen. De woordenschat van de kinderen groeit goed, maar de zinsopbouw rammelt nog. En ze zitten toch al een aantal maanden op school. ‘Geef ze een beetje tijd’, lachen de tolk en ik, ‘een paar maanden is echt te kort; het komt vast goed.’ Aan de gedrevenheid van de ouders zal het in ieder geval niet liggen, denken we zo.
Ondertussen komen ook de kinderen thuis. Met de fiets, natuurlijk. Een oer-Hollands tafereeltje. De school is een paar kilometer verderop. Een fijne school, vindt het ouderpaar. Hele aardige leerkrachten, prima directeur. Ibrahim kijkt wel eens stiekem vanaf een afstandje toe, om te zien hoe het met de kids gaat. Of ze leuk spelen met de andere kinderen. De oudsten zijn een beetje verlegen, hopelijk verdwijnt dat steeds meer. De jongste speelt met heel veel jongens en meisjes. ‘Zo fijn om te zien.’
Ik denk terug aan wat hij eerder vertelde; over hoe dit jongste zoontje en dochtertje Layla in brand stonden na een raketinslag. Hoe hij hen keer op keer in een vat water moest onderdompelen om het vuur te doven. Wat zal je dan inderdaad blij zijn als je je kinderen weer ziet spelen.
Layla krijgt op school alle aandacht die ze nodig heeft. Aïsha kleedt haar iedere dag in een ander setje en verzorgt haar haar steeds anders. Zodat ze zich ondanks haar verminkingen niet minder voelt dan andere meisjes. Onlangs wilde ze oorbellen. Maar dat kan pas als beide oren geopereerd zijn. ‘Dan krijg je de mooiste oorbellen van het land’, heeft Ibrahim haar beloofd.
Verminkt en nog steeds heftige operaties ondergaan: dat valt niet mee voor een meisje van negen jaar. Of voor de ouders. ‘Iedereen heeft obstakels in het leven, het gaat erom die problemen op te lossen’, zegt Ibrahim. ‘Aïsha en ik proberen samen altijd een wijze oplossing te vinden.’ Aïsha glimlacht naar haar man, dat heeft hij weer mooi gezegd. Op de achtergrond spelen de kinderen. Domweg gelukkig in een Leekster straat.