Kouwe kikkers
We zaten het afgelopen weekend in een huisje in Drenthe. Wat een mooi land. Op de valreep genoten we van de laatste nazomerdag. Zondag begon de herfst. Natuurlijk gingen we naar de kerk. Ver hoefden we niet te gaan. Ons huisje was slechts door een maïsveld gescheiden van een prachtige oude kerk. De geschiedenis van het godshuis gaat terug tot de elfde eeuw. Wat heeft zich daar al die eeuwen afgespeeld? Brokken historie zijn het, die oude kerkgebouwen. Als je er een beetje aanleg voor hebt voel je de eeuwen. De kerk was van binnen een stuk kleiner dan hij van buiten leek. Dat kwam vast door die dikke muren. Van de preek was ik niet ondersteboven. We moesten vooral onszelf worden. Als we onszelf accepteerden met onze sterke en zwakke kanten, dan konden we met een rechte rug voor God staan. Gelukkig valt er in een kerkdienst naast de preek altijd nog heel wat te beleven. Er wordt gezongen, gebeden en je krijgt de zegen. En toen ging de kerk uit. Ik zal niet zeggen dat de medekerkgangers onvriendelijk waren. Ik kreeg hier en daar zelfs een knikje, maar daar bleef het bij. Waarom zegt niemand iets? Ik was duidelijk een vreemdeling daar. In dat groepje van een man of vijftig was ik ook niet over het hoofd te zien. Stel dat het mijn eerste kerkgang geweest was. Ik zou geen warme indruk gekregen hebben van het huisgezin van God.