‘Van die eerste weken in Nederland zal ik dat eerste gezin in Mussel nooit vergeten’, vertelde mijn Afghaanse vriend Hoessein* mij. ‘Ik was nog maar veertien, was mijn ouders kwijtgeraakt onderweg en had maandenlang alleen door Iran, Turkije en Europa gezworven. Ik zag boten zinken en kinderen verdrinken. Omdat ik zo jong was, werd ik na registratie in ter Apel in een opvanggezin geplaatst. Ik kon niet met hen praten, maar ze begrepen dat ik wanhopig op zoek was naar mijn familie en de man bad voor mij. Een paar dagen later werd mijn broer gevonden in een asielzoekerscentrum in Nederland en kon ik naar hem toe. Dat was echt gebedsverhoring. Ik ben opgevoed als moslim, maar toen ben ik op zoek gegaan naar de God tot wie die man bad en naar Jezus.’ De man die voor Hoessein bad, heeft nooit geweten dat hij christen is geworden. Aan Hoesseins verhaal moest ik de afgelopen maanden steeds denken bij de nieuwe stroom asielzoekers uit Afghanistan. Hoeveel mannen, vrouwen, jongens en meiden als hij zijn nu wanhopig op zoek naar een luisterend oor en iemand die met hen bidt? Zijn wij er als kerken voor deze vluchtelingen uit Afghanistan en ook die uit Syrië, Jemen, Somalië en Turkije?