Emigrant of vluchteling
Het is 1888. In Noordoost-Friesland heerst grote werkloosheid en de daarbij behorende armoede. Als een arbeider geluk heeft, werkt hij elk half jaar bij een andere boer. De dagloner krijgt geld op de dag dat hij werkt en anders niets. Moeders weten niet meer hoe ze de kinderen moeten voeden en kleden. Het is onzeker of je kunt blijven wonen waar je woont.
En dan hoor je het gerucht. Er is een mogelijkheid om uit deze ellende te komen. Emigreren. Anderen zijn je om godsdienstige reden al voor gegaan naar Noord-Amerika. Maar nu is het de regering van Argentinië die de overtocht voor je betaalt. Wil je dat? Kun je dat? Er is geen keuze. Of omkomen in de armoede of hoop op een beter leven. Wel in een ver vreemd land. Je moet een lange gevaarlijke bootreis maken om er te komen. Mijn overgrootouders hebben de reis met vier kinderen gemaakt.