Plataan
Toen Jakob bij zijn oom Laban een eigen kudde mocht gaan vormen, verzamelde hij verse takken van een drietal soorten bomen. Een van die soorten was de plataan. Hij schilde op die takken witte strepen. Dat deed hij door de gladde witte bast bloot te leggen. Gewoonlijk valt de schors al in strepen van de bast af, maar Jakob hielp de natuur een handje. Vervolgens legde hij de geschilde takken in de troggen waar het kleinvee kwam drinken. Hij wilde graag dat het kleinvee dat hij onder zijn hoede had, gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen zou werpen. Had het bronstige kleinvee gedronken van het water met voor hun neus de geschilde takken, dan werd het hitsig, ging paren en wierp na een tijdje gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen (Gen.30,37-39).