Spreekt het ons moderne mensen vandaag de dag nog aan? Luthers vraag: ‘Hoe word ik rechtvaardig voor God?’ Of zijn we beter af zonder die zware vraag?
In de twee hieraan voorgaande artikelen liet ik een vijftal gelovigen aan het woord. Vijf verschillende antwoorden kreeg ik op de vraag naar rechtvaardiging, vrijspraak en zondebesef.
Gods goedheid ervaren
Alle vijf gelovigen waren wel op de een of andere manier bezig met het thema van Gods goedheid, hetzij die van God hetzij de goedheid (of het gebrek eraan) van zichzelf . Wel verschilde de manier waarop. De een was daarin wat onbekommerder dan de ander, zo was mijn indruk. Opmerkelijk en mooi was om te lezen dat juist de jongste van de vijf geïnterviewde zozeer zijn eigen eerlijke zondebesef zag als noodzakelijke voorwaarde om Gods liefde te erváren. Datzelfde zondebesef kon hem echter ook doen wegblijven van God, maar dan meer omdat hij dan die zonde niet echt onder ogen wilde zien. Bij anderen kon zondebesef of schuldbesef gemakkelijk leiden tot twijfel aan Gods liefde. Kan God wel blij met mij zijn, of mij in mijn zondigheid liefhebben? Kan Hij wel van zo iemand houden? Bij weer een ander hielp het juist te weten dat God goed naar haar kijkt, als een soort medicijn tegen de manier waarop zij (lelijk) naar zichzelf kijkt. Alle vijf ervoeren ze op de een of andere manier Gods goedheid. Dat hadden allen dan weer gemeenschappelijk.