De in Winschoten geboren Joodse historicus Jaap Meijer (1912 -1992), moest in 1941 haast maken met zijn promotietraject aan de universiteit van Amsterdam. Er kwamen telkens meer beperkingen voor Joden.
Donkere, heel donkere wolken pakten zich samen. Jaap Meijer vertelde dat hij in die dagen zijn promotor Prof. Jan Romein tegen het lijf liep op de stoep van het Amsterdams archief. ‘Je moet voort maken’ zei Romein, ‘of jij zit de een of andere dag in de gevangenis, of ik’. ‘Ik ben nog niet klaar’ antwoordde Jaap Meijer, waarop Romein zei: ‘Oninteressant; wat je ook inlevert is voor mij voldoende’. Jacob Meijer promoveerde 2 oktober 1941 op een boeiend onderwerp: ‘Isaac da Costa’s weg naar het christendom’. Aan de kwaliteit kon je niet merken dat er haast was gemaakt, verklaarde de promotor in zijn toespraak na de promotieplechtigheid. Evelien Gans, biograaf van Jaap Meijer schrijft: ‘De promotie lijkt gepaard te zijn gegaan met enige intimidatie van de kant van onwelkome gasten. Er hingen relletjes in de lucht. Er bevonden zich studenten onder het publiek die lid waren van de NSB, en er ontstond een sfeer van dreiging en van angst. Voor het uitreiken van de bul week men daarom uit naar de senaatskamer. Donkere wolken werden al snel donkere daden. Voor Jaap Meijer, zijn vrouw Lies en hun zoontje Ischa liep de weg ruim een jaar later naar kamp Westerbork en daarna naar Bergen Belsen. Ze overleefden alle drie de oorlog maar leefden verder als beschadigde mensen. Holocaustoverlevenden. We zijn 82 jaar verder.