God stijgt blinkend schoon / met gejuich ten troon. Luid bazuingeschal / meldt het overal. Zingt Gods eer, heft aan, / ’s Konings eer, heft aan. Heel de aarde hoort / naar des HEREN woord, is zijn rijksgebied. / Zingt een kroningslied! Die de volken leidt / troont in heiligheid. In heel wat kerkdiensten klinkt op Hemelvaartsdag Psalm 47. Een prachtige koningspsalm.

Heel de aarde zijn rijksgebied! Een zin die afgesloten wordt met een uitroepteken. Toch bestaat bij ons ook wel eens de neiging om er een vraagteken achter te plaatsen. Wat merken we van zijn koningschap? G.K. van het Reve schreef eens een gedicht toen hij bij het graf had gestaan van Gerrit J. Rijpma. Een jongeman van achttien jaar die aan het eind van Tweede Wereldoorlog omkwam. Bij het graf staan o.a. de woorden vermeldt ‘Leve het Vaderland. Vrede voor ons volk’.

Wiggele Oosterhoff, werkzaam bij de Christelijke Agrarische Hogeschool in Dronten, heeft een nieuw boek geschreven, getiteld “Van Groen naar Wijs”. Met dit boek wil hij het gesprek over waarden stimuleren. De verbinding die hij legt tussen landbouwwijsheden, de Bijbel en het dagelijks leven kunnen een inspiratiebron zijn voor dit waardengesprek.

Wiggele Oosterhoff schrijft regelmatig artikelen en commentaren voor het Kerkblad voor het Noorden.

Het Oude Testament heeft gezag voor de kerk van vandaag. Het bevat een boodschap voor ons doen en laten. Het Nieuwe Testament geeft ons daarvoor voldoende aanwijzingen. Een vraag blijft echter op welke wijze oudtestamentische geboden gezag hebben. Hoe moeten wij met die geboden omgaan?

Oudtestamentische geboden hebben niet allemaal hetzelfde gewicht. Het ene is zwaarder dan het andere. Er zijn geboden waaraan we nauwelijks aandacht besteden, andere horen we wekelijks. Hoe maken we onderscheid? Is er een sleutel die past op het slot van de oudtestamentische wetgeving?

 

Ik zal u tot jaloersheid verwekken door wat geen volk is - Romeinen 10:19 (HSV)

Christenen zeggen en schrijven dikwijls: wij moeten de Joden jaloers maken. Ze voegen er vaak aan toe: maar we doen dat niet. Om vervolgens over te gaan tot de kerkelijke orde van de dag. Ik deed meer dan eens ook mee in dat koor. Maar ik voelde me er vaak ongemakkelijk bij. Want als dat onze opdracht is, waarom doen we er dan zo weinig mee? En vooral: op wat voor manier zouden we aan die op-dracht kunnen gehoorzamen?

Door het proefschrift van M. Mulder Israël in Romeinen 10 ging ik deze tekst aan-dachtig in de context lezen. Ik ontdekte dat er niet staat wat altijd wordt gezegd. Niet wij moeten de Joden jaloers maken. Maar God zal dat doen door de niet-Joden die tot geloof zijn gekomen. Dat schrijft Paulus met woorden uit Deuteronomium 32:21. Van die tekst gebruikt hij de tweede helft.

In de zomer 1955 moest ik als kandidaat een zondag in Oud-Beijerland zijn. Je ging toen 's zaterdags naar de plaats toe waar je preken moest en maandagmorgen vertrok je. Want 's zondags reisde je niet. Ik moest eerst met de trein naar Rotterdam en vandaar met de bus verder. Naar ik meen, moest je dan ook nog overstappen in Heerjansdam. Het was een vrij gecompliceerde reis.

Commentaar

  • Je eigen bijbeltje 2025-10-24 07:32:22

    Zeven jaar oud was ik, bijna acht. Ik herinner me nog goed dat ik naar voren mocht komen in de...

  • Privé 2025-10-11 07:31:53

    Vanaf het begin van deze maand is op tv de documentaire Sextortion te zien. Bij sextortion wordt...

  • Omdat we gezonden zijn … 2025-09-27 07:43:17

    Ik was weer in Indonesië, samen met vier studenten van de Theologische Universiteit Apeldoorn....

  • Aan Zijn voeten 2025-09-13 08:17:13

    Over de kerk is er nogal wat te doen, zeker over onze kerken, de Christelijke Gereformeerde...