Een weekend
Vraag me niet van wie het gedicht is. Ik weet het werkelijk niet. Enige zinnen ervan heb ik ingevuld in mijn zoekfunctie op het internet. Ik kreeg nul op het rekest. Een naam van de dichter ontbreekt dus. We zullen het moeten en mogen doen met alleen het gedicht. Jaren geleden knipte ik het uit een krant. Ik had het gelezen en het maakte diepe indruk op me.
Waarom raakt een gedicht je? Tja, da’s lastig uit te leggen. Waarom spreekt een bepaald muziekstuk iemand aan. Verklaar dat maar eens.
Gewoon
Misschien is dat wel het eerste. De dichter beschrijft gewoon een weekend. Hij laat het beginnen bij vrijdagmiddag en eindigt het op de zondag daarop. Als het om de zondag gaat – dat weten we – zouden we eigenlijk niet van weekend (weekeinde) moeten spreken. Jaren geleden speelde daar nog een discussie over. Christenen zouden niet moeten spreken van ‘prettig weekend’. Ze zouden elkaar




In het vorige artikel over mijn eindscriptie stond ik stil bij de zendingsgemeenten van de CGK en de problematiek rondom de bediening van het avondmaal in deze gemeenten. In dit slotgedeelte gaat het over de vragen rondom de doop, die uit deze jonge zustergemeenten opkomen. Daarnaast bespreek ik kort een ‘nieuwe’ vorm van zegenen, die verband houdt met de doop.
Tien jaar geleden ging ik naar een open avond van de Theologische Universiteit van Apeldoorn. Daar hield professor Selderhuis een lezing over ‘het probleem van de vlieg in de avondmaalsbeker’. Ik kon niet weten dat ik tien jaar later zou afstuderen op problemen die zich kunnen voordoen bij het bedienen van sacramenten in Christelijke Gereformeerde zendingsgemeenten. In een tweetal artikelen zal ik een drietal onderwerpen uit mijn eindscriptie nader bespreken.