Een ‘rommelzootje’? (1)
Het is nogal een uitdagende titel, en misschien schrikt een lezer ervan. Maar het duidt wel precies de vraag aan die in het Noorden (maar ook elders) soms opborrelt wanneer men de lijst leest van voorgangers in de kerkdiensten. Vroeger was dat overzichtelijk: de ‘eigen’ dominees, en zo nu en dan een broeder die speciale gaven had om voor te gaan in de kerken. En nu? Je leest zóveel onbekende namen, en je kunt ze lang niet altijd thuisbrengen. Hoe zit dat toch? En aan de koffietafel valt dan dat lelijke woord dat ik dan toch maar vervolgens op de leestafel leg. Dan is de vraag maar helder.
Wie mogen er allemaal in de kerken voorgaan? Dat is zo langzamerhand een ingewikkelde kwestie geworden. Onze eigen predikanten natuurlijk. Maar ook de broeders ‘naar art. 3 K.O.’, die binnen hun eigen gemeenten zijn opgevallen door hun kennis van de Schriften en door de kerkenraad bij de classis zijn aanbevolen om kerkdiensten te leiden en door de classis daartoe kerkelijk onderzocht zijn en een bevoegdheid hebben gekregen. Dat is al tientallen jaren het geval.