Herdersjongen: Gerrit
‘Het begon wat aan mij te knagen. Je raakt het toch nooit helemaal kwijt.’
Verstolen kijk ik opzij naar de man die dit zegt en die naast mij zit. Zijn pet zit naar voren getrokken. Een teken van niet te dicht bijkomen? Toch komt hij ’s avonds vaak even naast me zitten. Terwijl we vissen, vertelt hij over zijn leven. Omdat mijn gehoor wat minder wordt en hij mompelt, gaan sommige zinnen aan mij voorbij. Maar langzaam en zeker krijg ik een beeld bij de verhalen.
In zijn jeugd liep alles niet even fijn. Zijn jonge jaren bracht hij door bij zijn grootouders. Als zijn ouders op bezoek kwamen, kroop hij weg in een grote kast. Hij wilde niet terug naar huis.
Zijn vader was een ‘gesloten’ man. Die de tegenslagen in zijn leven op zijn eigen wijze verwerkte.
Hij was vroeger gestraft door zijn vader, omdat hij zijn eigen weg wilde gaan. De gevolgen hiervan hadden een stempel op zijn leven gezet.