Of vooral gemakzuchtig?
Hoe ben je vandaag de dag een goede getuige van Christus Jezus? In hoeverre moet je je daarvoor aanpassen aan de cultuur waarin je leeft? En vanaf wanneer kun je zeggen: die aanpassing is eigenlijk gewoon ‘wereldgelijkvormigheid’?
In het vorige artikel citeerde ik van Robert Plomp uit zijn boek Nederlanders met de Nederlanders* het volgende: ‘Niet alles wat Paulus schrijft is dus dogmatisch of leerstellig, vaak zijn het ook praktische aanwijzingen om de verspreiding van het Evangelie te bevorderen. Aan de andere kant vraagt Paulus ons ook niet om de waarden die wél dogmatisch zijn, zoals de gelijkheid van slaven en niet-slaven, man en vrouw, koste wat het kost maatschappelijk vorm te geven. Het blijft dan bij een persoonlijke oproep: wees goed voor je eigen slaven.’
Lange tijd is binnen het christendom een beroep gedaan op Paulus om de slavernij te verdedigen. Paulus vergelijkt immers de relatie heer-slaaf met onze relatie met Christus (Heer) en ons (slaven)? De fundamentele gelijkwaardigheid die Paulus aankaartte is pas eeuwen later erkend en maatschappelijk vormgegeven. Hetzelfde geldt voor de positie van de vrouw. Zij het dat dat laatste meer in de maatschappij dan in de kerk gestalte heeft gekregen.