Reuzen en dinosaurussen
Het verhaal over de voorzegging van de zondvloed (Gen. 6, 1-7) prikkelt ons voorstellingsvermogen: 'zonen van God', die bij de 'dochters van mensen' komen, die hun vervolgens – dus aan die godenzonen – kinderen baarden. Dit resulteert in reuzen tevens geweldenaars. De vermelding binnen het gehele raam van slechtheid, kwaad en geweld is zonneklaar en mede één van de aanleidingen voor de aangekondigde zondvloed.
Deze 'godenzonen' zijn gevallen engelen, in ons spraakgebruik: demonen. Nu kan iedereen begrijpen dat geestelijke wezens zoals demonen geen lichamelijke gemeenschap met mensenvrouwen kunnen hebben en dat zij dus ook niet door enig lichamelijk verlangen kunnen zijn aangedreven. Er moeten dus duistere redenen achter zitten, waarom zij deze boosaardige reuzen wilden voortbrengen; overigens uitsluitend bij de vrouwen die in hun slechtheid en contacten met de geestenwereld daarvoor openstonden.