Bid en zing (2)
We zitten met z’n drietjes in de ongezellige hal van een psychiatrische kliniek. Zonder moeite kunnen we de gesprekken om ons heen volgen. We proberen ons te concentreren op onze vriendin. ‘Kunnen we niet zachtjes een lied zingen?’ vraagt ze. ‘Wat zullen we zingen?’ Ze heeft een voorstel. ‘Omdat Hij leeft ben ik niet bang voor morgen, omdat Hij leeft mijn angst is weg’. We zingen het zachtjes. Het is geen fiere constatering, het is meer een bede, een diep verlangen. Heer bevrijdt me van de angst. Ik moet denken aan een uitspraak van de dichter Willem Barnard: ‘ik kan alleen nog zingend geloven’.