Het sterven van Christus
De apostolische geloofsbelijdenis heeft uitdrukkelijk het sterven van Christus opgenomen. Aanvankelijk ontbrak het woord 'gestorven'. Het is in de loop van de tijd – overigens nog vóór de achtste eeuw – aan de oudste vorm van de twaalf artikelen toegevoegd als onderstreping van de diepe vernedering van de Zoon van God.
Met zijn zelfovergave aan het kruis volbracht Christus het werk van zijn Vader. Duivel en dood werden overwonnen. Daarna, dus na de drie uur durende duisternis, keerde Hij zegevierend terug naar zijn Vaderhuis, een tocht in grote heerlijkheid.
Maar toen we daar bij het kruis stonden, zagen we dat Hij daar toch nog hing. Het was dubbel. We zagen een vervloekte zondaar, een verstotene, maar hoorden tegelijkertijd hoe Hij één was met zijn Vader. Hij sprak een avondgebed uit met zijn laatste kruiswoord: 'Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.' Zo gaf Hij teruggekomen uit de angst van de godverlatenheid zijn geest over in de handen van zijn Vader. Toen kwam Hij toch thuis? Zijn verheerlijkt lichaam werd – voor ons onzichtbaar – door de engelen naar de hemel gedragen.