Even stilstaan
De caravan staat op de ons aangewezen plek. Mijn vrouw doet een puzzel, ik zit voor mij uit te staren. De stilte om me heen voelt goed, maar wordt onderbroken door een groet van een man. De rol closetpapier onder zijn arm zegt dat hij op weg is naar het toilet. Een lichte wind-vlaag doet de bladeren van de eucalyptusboom ruisen en neemt iets van de warmte, die nog tussen de caravans hangt, mee.
Een tortelduif zoekt op het kleed naar gevallen broodkruimels.
Ik registreer het, maar mijn gedachten zijn elders.
Zittend op een andermans grasveldje, waarvoor ik ook nog betaal, vraag ik me af: ‘Waarom zijn we van huis vertrokken? En hebben dat, van alle gemakken voorzien, achter ons gelaten? Is het een vorm van vrijheidsdrang?’
Ik schrik op van een vloek die, zonder doel te treffen, tussen de caravans vliegt. De achter-buurvrouw probeert haar man iets duidelijk te maken.




Diep onder de indruk van wat we net van onze broeders uit Jordanië en Syrië hebben gehoord, gaan we bidden. Efeze 3 vers 14 en 15 is daarbij onze leidraad.
‘Ja, ik weet het nog…’ Mevrouw De Vries begon te praten in de groep. Over de straten vol kerkgangers op weg naar de zondagse kerkdienst. Over de volle kerken en de grote groepen jongeren die met Pinksteren belijdenis deden. Heel levendig en enthousiast vertelt ze over hoe het toen was. En daarom klinkt het ook zo hard, als iemand haar ineens onderbreekt met de woorden: ‘Ja, allemaal mooie verhalen van vroeger, maar… even terug naar nu. Wie doet binnenkort het licht uit?’
Vandaag de dag zijn mensen mondiger dan ooit, vooral in westerse samenlevingen. Hoe gaan we pastoraal om met dit ‘type mens’ dat zich niet zomaar wat laat gezeggen?