Het lijden van de Syrische en Iraakse christenen
Verstaan doen we het niet, maar wat klinkt het prachtig. Met het bidden van het Onze Vader hebben we juist de internationale dienst in de Ichthusgemeente op Urk beëindigd. Iedereen bad het gebed in zijn eigen taal. Een zuster uit Irak vraagt of ze, voor de microfoon, afsluitend, het Onze Vader in het Aramees mag bidden. Aramees is de taal die de Here Jezus sprak. Ze zingt het gebed, zoals dat in de kerk van het Oosten de gewoonte is. Het is een indrukwekkende afsluiting van en mooie dienst. In verschillende talen werd het evangelie vertaald. Als je al die tolken door elkaar heen hoort spreken, denk je automatisch: ieder in zijn eigen taal. Na de zegen wordt de dienst voortgezet met eten en drinken. Het is het moment om persoonlijker kennis te maken met enkele vluchtelingen. Ik praat met een paar families uit Irak en Syrië. Een bijzondere ervaring. Plotseling worden krantenberichten vlees en bloed. Mijn Syrische gesprekspartner is zeer gepassioneerd. Hij is een academicus en spreekt goed Engels. ‘We are in great danger, but you are in danger too’, betoogt hij. Niet alleen zij, maar ook wij zijn in groot gevaar, is zijn stellige mening. Ik begrijp wat hij bedoelt. Christenen uit het Midden Oosten kijken met grote zorg naar de ontwikkelingen binnen Europa. Met gevaar voor hun leven ontvluchtten ze de moslimterreur in hun regio en komen vervolgens hier terecht in opvangcentra met hoofdzakelijk moslims. Niet zelden worden ze opnieuw bedreigd. ‘Na een paar dagen wilde ik terug’, vertelt een Syrische moeder me. ‘Mijn kinderen worden hier net zo veracht als daar’. Het was me al vaker opgevallen dat christenen uit Egypte, Pakistan, Irak en Syrië, heel sceptisch zijn over de gastvrijheid van Europa ten opzichte van moslims.