Geen genade voor de Kanaänieten (2)
De Heere openbaart zich in de Bijbel als een God van liefde en genade, voor zondaren. Maar soms niet, zo lijkt het. Bijvoorbeeld in de opdracht van God aan Israël om de Kanaänieten uit te roeien (Deut. 7). Israël mag hen géén genade bewijzen. Wat betekent dat en wat ‘moet’ je als christen vandaag met zo’n hoofdstuk?
In het vorige artikel zagen we wat het uitroeiingsbevel inhield. In dit artikel ga ik in op de theologische vragen die Deut. 7 oproept.
Beeld van God
Ten eerste, wat betekent het gebod om de Kanaänieten uit te roeien voor het beeld van God dat ons in het Oude Testament gegeven wordt? Het is immers de HEERE, Die de uitroeiing gebiedt en die actief betrokken is bij de uitvoering ervan.