Het zesde gebod (1)
Een van de geboden uit de decaloog bevat een verbod op doodslag. 'Beneem niemand wederrechtelijk het leven' (Ex.20,13). God heeft echter met dit gebod niet gezegd dat er niet mag worden gedood. Doden kan in uitzonderlijke situaties noodzakelijk zijn. Daarom is de vertaling: 'U zult niet doden' niet juist.
Soms wordt die tekst wel zo weergegeven, bijvoorbeeld in de HSV in de tekst Matteüs 5,21. Daar staat: 'U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal door de rechtbank schuldig bevonden worden.'
Het punt is echter dat de grondtekst van het zesde gebod een ander woord gebruikt dan het gewone woord voor doden. Dat is al een aanwijzing dat het hier om iets anders gaat. Wat God verbiedt is doodslag als gevolg van een uitbarsting van woede.