De opening van het Holocaustmuseum is niet ongemerkt voorbijgegaan en ook niet zonder pijn. ‘Kankerjoden’ werd er door de demonstranten geroepen. Onlangs was ik in het museum.
Met ontzetting staan we allebei te staren naar een foto uit kamp Bergen Belsem. Het kamp is net bevrijd, maar wat stierven er nog veel mensen. Langs een onverhard pad liggen rijen lijken. Uitgemergelde lichamen. Sommigen naakt, anderen met alleen een gescheurd hemd aan. Een jongetje van een jaar of acht loopt er langs. ‘Onvoorstelbaar’ zegt de man die naast mij staat. Een Joodse veertiger met een keppeltje op. Ik beaam het en zeg dat hoe meer ik lees en hoor over de holocaust, hoe groter het raadsel wordt. Zonder me aan te kijken zegt hij: ‘Heb jij gisteren naar de Joodse Raad gekeken?’ (de dramaserie over de Joodse Raad die deze weken door de EO wordt uitgezonden). Ik zeg hem dat ik niet gekeken heb omdat ik het even niet aankan. ‘Ik kan het begrijpen’, antwoordt hij, ‘ik heb het half uitgekeken, ik probeer het van me af te houden’. En toch staan we daar allebei. Waarom? Omdat vergeten nog veel erger is.