Ik zocht Allah en vond Jezus, geschreven door Nabeel Qureshi, heeft veel indruk op mij gemaakt. De hoofdpersoon is de schrijver zelf, die vertelt over zijn leven als moslim en wat hij meemaakte tijdens zijn jeugd, zijn studie en daarna. Over hoe hij in contact kwam met zijn studievriend David, en hoe zij met anderen discussieerden over de islam en het christendom. Nabeel was serieus bezig met zijn moslim-zijn en wilde ook anderen daartoe brengen.

Rabbi Hillel had een nieuwe rechtspraktijk geïntroduceerd, zo stond in het vorige artikel. Maar aan die nieuwe praktijk kleefde een nadeel: mannen grepen deze nieuwe juridische mogelijkheid aan om het huwelijk waarin zij niet (meer) gelukkig waren, vlot en zonder gedoe te beëindigen.

 

Jezus wijst er dan op dat de uitleg die Hillel van de mozaïsche scheidingswet heeft gegeven, niet juist is. Mozes sprak niet over 'allerlei redenen'. Hij sprak over enkele strikt omschreven situaties die konden leiden tot een scheiding. Een van die situaties was 'iets onbehoorlijks' (Deut.24,1). Mozes gebruikt hier – in het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven – twee woorden: erwah en dabar. Volgens Hillel wijst Mozes daarmee op twee zaken: op ontucht (erwah) en op 'iets', of 'een of andere zaak' (dabar). Dat was de uitleg die velen in de tijd van Jezus welgevallig in de oren klonk. Je zou dus je vrouw om welke reden dan ook mogen wegsturen.

In de zes weken voor Pasen wordt elke week een kort artikel geplaatst waarin mensen van verschillende leeftijden aan het woord komen naar aanleiding van de vraag hoe zij Pasen beleven.

 

Pasen is voor mij: grond onder mijn voeten, niet wegzinken als ik over het water loop. Kijkend naar Jezus die aan het kruishout werd genageld besef ik dat Hij deze verschrikkelijke straf ook voor mij heeft gedragen. Zo heeft Hij mijn zonden weggedaan. Toen Hij afdaalde naar de hel, kocht Hij mij vrij uit de klauwen van de satan.

We nemen weer een van de hoofdstroom van de kerk afwijkende opvatting onder de loep. Het betreft dit keer de opvatting van Arius. Hij stelde de vraag of je Christus wel als God mocht bestempelen. Is Hij God of toch een schepsel?

 

Is dat op het eerste gezicht een relevante vraag? Schepsel of God. Worden wij met de beantwoording van die vraag wijzer? En als we dan wijzer worden, wát worden we dan wijzer? Waarom strijd in de vroege kerk (vierde eeuw) over de identiteit van Jezus? Het voert ons terug naar de vraag van Jezus aan zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is? En, daaraan gekoppeld, het antwoord van Simon Petrus: U bent de Messias, de Zoon van de levende God (Mat.16,13-16). Je zou kunnen zeggen dat in de vraag (Mensenzoon) en het antwoord (Zoon van de levende God) de spanning al ligt opgesloten. Het hangt er maar vanaf hoe je die woorden vertaalt: hebben we met Jezus nu met een mens te maken of met God, of met een zogenaamd Godmens?

 

Commentaar

  • Storm in de CGK 2025-07-04 17:44:42

    De afgelopen jaren en zeker de afgelopen maanden en weken zijn voor onze Christelijke...

  • Hellend vlak 2025-06-21 09:25:10

    Net als veel anderen denk ik met weemoed terug aan vroegere tijden. Binnenkort word ik...

  • Zien en zijn 2025-06-07 08:46:46

    Ik worstel ermee. Onlangs hoorde ik twee uitdrukkingen die me sindsdien bezighouden. Het ging over...

  • Eeuwig dankbaar 2025-05-24 07:16:04

    Doetinchem heeft zich mooi op de kaart gezet. Dit jaar vierde koning Willem-Alexander zijn...