De zaligsprekingen van de Here Jezus gaan over mensen die er min of meer hopeloos aan toe zijn. Vaak innerlijk, en daarmee vaak ook maatschappelijk. Dat was de conclusie uit de vorige artikelen.
De reinen, barmhartigen en zachtmoedigen. Voor zodanigen is het koninkrijk beschikbaar. Niet vanwege hun uitmuntende geestelijke geschiktheid maar óndanks hun kwetsbaarheid. En dat kan niet voldoende worden benadrukt. Tegenover farazeïsche opvattingen destijds (hopelozen ontberen Gods zegen) en onze opvattingen vandaag.
Gods interesse
Ik las ergens dat in zo’n uiterst religieuze cultuur in Jezus’ tijd mensen zich enorm vastklampten aan hun opvattingen en overtuigingen. Opvattingen over wie Gods voorkeur had en wie niet, hadden enorme kracht. Dat is vandaag, ook in onze kerken of in onszelf, niet anders. Maar Jezus maakt duidelijk dat God geïnteresseerd is in alles behalve deze opvattingen. Hij is op zoek naar alle mensen die open staan voor zijn koninkrijk en Geest. Voor nieuwe woorden over genade en de verandering die daardoor ontstaat. Voor nieuwe manieren van kijken. En er is dus geen mens die op voorhand is uitgesloten van dit koninkrijk.