Verzoening – het hart van het heil (2)
Wij hebben tégen God gekozen, zijn bij Hem weggegaan. Maar God liet het daar niet bij. ‘Waar ben je?’ riep Hij. Waarom? Viel de zonde soms nog een beetje mee? Nee, de Here God had zelfs berouw dat Hij de mens op aarde gemaakt had! Het smartte Hem in zijn hart (Gen. 6, 6)! Het werd er met de tijd ook niet beter op. De zondvloed kwam niet voor niets. Toch bleef de HERE de mens roepen. De hele Bijbel, en de hele geschiedenis laten het zien.
Abraham – Israël – Gods verbond – het heiligdom – de offers - de profeten. Alles sprak van God die de mens niet loslaat. En uiteindelijk zond God zijn Zoon. Hij was de Zoon van David én Hij was gelijk aan God. Waarom? Waarom liep die geschiedenis van Gods bemoeienis met de mens juist zó? Zag God toch nog wat in de mens? Lees Romeinen 5, dan weet je dat God zijn liefde tegenover ons bewezen heeft doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Behalve het woord zondaren staat daar ook nog: zwak, goddeloos, vijanden (Rom. 5, 6. 8. 10).