Het grote kruis
Ik stond nog maar heel kort in mijn eerste gemeente Mussel, toen ik van een zeer oude en blinde zuster uit de consulentgemeente Onstwedde een verzoek kreeg bij haar te komen. Ze wilde me, vóór ze ging sterven, spreken. Ik er naar toe. Ik vroeg wat ze wilde zeggen. 'Doomnie', zei ze, 'ik heb zoveel zonden, ik weet niet, of ze mij vergeven worden!' Ze begon met haar vinger allemaal kruisjes te zetten op de deken van het bed, waarin ze lag. Ik vroeg haar: 'Zijn dat al uw zonden?' 'Ja', zei ze, 'en er zijn er nog veel meer!'




Op 2 april 1976 ben ik in Vlissingen bevestigd door professor W. van ’t Spijker. Ik deed intrede met de woorden uit 2 Korinthe 5 vers 20: 'Laat u met God verzoenen.' Mijn leven lang ben ik geboeid door het wonder van de rechtvaardiging: wij worden om Christus’ wil door God vrijgesproken en tot zijn kind geadopteerd. Zoals elke predikant geef ook ik hoog op van mijn eerste gemeente: daar heb ik alles voor het eerst meegemaakt. Als vrijgezel werd ik vaak uitgenodigd mee te blijven eten. Al snel voelde ik me alsof ik bij familie aan huis kwam en werd ik 'dominee Kees' genoemd. Helaas bestaat deze warme gemeente niet meer, maar mijn leven lang heb ik in mijn vrouw een dagelijkse verbinding aan de Scheldestad: op 16 januari 1981 trouwde ik daar met Addie de Vos.
Uit een zaal van de Christelijke Gereformeerde kerk van Drachten klinkt muziek. Er wordt gezongen op een bekende wijs, psalm 134, met gitaarbegeleiding. Maar niet met de vertrouwde woorden van deze psalm. Er worden Arabische liederen gezongen. Door Nederlandse mensen, cursisten van de vormingscursus voor gemeenteleden. Zij hebben deze zaterdagmorgen les van een medewerker van Evangelie & Moslims. De studie begint met het zingen van een christelijk Arabisch lied om een beetje in te leven hoe Arabieren zich voelen als zij een kerkdienst in het Nederlands meemaken.