Paas op zijn best
In zeven hoofdstukken schetst Paas de positie van de christelijke gemeente in onze seculiere samenleving. Zijn visie op de christelijke missie in onze postchristelijke omgeving vat hij als volgt samen: kleine gemeenschappen kunnen beter aan gemeenteopbouw doen dan grote gemeenten. Het draait daarbij om luisteren naar God en betekenisvolle relaties met de omgeving en een realistische en theologisch verantwoorde benadering van evangelisatie en dienstbaarheid. Dit alles wordt bij elkaar gehouden door en ontvangt zijn betekenis vanuit de lofprijzing aan God.
Deze kijk op de kerk en haar missionaire roeping baseert Paas op een zorgvuldige studie van belangrijke bijbelse gegevens. Hij geeft veel aandacht aan de ballingschap van Israël in Babel. Gods volk moest in kwetsbare omstandigheden leren vertrouwen op zijn God die ook de God van Babel is. Het moest leren leven vanuit de toekomst die God in voorbereiding heeft.




Ik, Petrus, weet het nog precies. Toen we met z’n elven uit Jeruzalem naar de hof van Getsemane liepen, was ik al zo moe. Er was ook zoveel gebeurd die dag. Ik voelde gewoon dat deze nacht in Getsemane anders zou zijn dan alle andere nachten. Ik hoor het Hem nog zeggen: 'Ik ga de hof binnen om te bidden. Blijf hier en wacht op Mij. Alleen Petrus, Johannes en Jacobus gaan met Mij mee.'
‘Simon, Simon, weet dat Satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken.’ Simon antwoordde: ‘Heer, ik ben zelfs bereid om met u de gevangenis in te gaan en te sterven.’ Maar Jezus zei: ‘Ik zeg je, Petrus, deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je mij kent’ (Luk.22:31-34 NBV).
Die haan. Die haan. Steeds weer hoor ik het geluid van die haan in mijn hoofd. Verraad. Drie keer achter elkaar nota bene. Hoe kon ik zo stom zijn? Wat bezielde me om de Meester zo te verloochenen. En nu? Hier zit ik dan, weggestopt in een hoekje, jankend als een klein kind. Alles is voorbij. Niks geen Petrus meer. Het is weer simpele Simon. O als ik er aan denk wat ik allemaal gezegd heb? Ik zou de rots zijn, de man met de overtuiging, de belangrijkste discipel. Niks is ervan over. Ik kan mijn boot wel weer gaan opzoeken. Wat zullen ze thuis zeggen? Jezus, die kon van alles, maar uiteindelijk heeft het Hem niet geholpen. Waarom verweerde Hij zich niet bij zijn aanhouding? Hij heeft toch alle macht. Hij was toch Gods Zoon. Hij kan toch alles? We zouden ons moeten bevrijden van de Romeinen in plaats van ons te laten arresteren. Ons? Ja, straks pakken ze mij ook nog op als handlanger. Ik had dat zwaard bij me. En de anderen? Waar zouden ze zijn? Johannes, die had lef. Die bleef gewoon achter op de binnenplaats, straks pakken ze hem ook nog op. Wat moeten we nu verder?