Wonderen(3, slot)
Jezus heeft geen bomen laten spreken, zoals in sprookjes, maar wel brood en vis vermenigvuldigd vanuit brood en vis. En dat was niet zozeer een ‘vertoon’ van goddelijkheid, om te imponeren of om zijn goddelijkheid te bewijzen. Hij onderstreepte hiermee de relatie tussen God en de schepping: Heer, Maker, Eigenaar. Die het te zeggen heeft over alles wat leeft. En die gekomen is, zoals beloofd in het Oude Testament, om zijn koninkrijk te vestigen.
In het vorige artikel kwam aan de orde dat Jezus wonderen heeft gedaan die zeg maar een soort kopie waren van God universele scheppingsactiviteit aan het begin en in Zijn onderhoud van de schepping. Daarmee greep Jezus in zekere zin terug. Ofwel weerspiegelde Hij Gods werk. Genezingen, water in wijn veranderen, brood en vis vermenigvuldigen. De tweede groep wonderen waarover we het hier zullen hebben grijpen juist vooruit op wat God nog zal doen. Het zijn dus voorzeggingen, aldus C.S. Lewis in één van zijn opstellen in de bundel Zeebries der eeuwen.