ImageOnze maatschappij drijft op netwerken. Letterlijk onder of boven de grond is ons huis en ons leven verbonden met tal van bedrijven, instanties en medemensen. Via de computer kan dat tot in het oneindige worden doorgetrokken. Bedrijven bestaan voor een deel bij de gratie van netwerken. Geen wonder dat ze goed zorgen voor hun ?relaties?. Op die manier blijf je op de hoogte en leer je van ontwikkelingen; blijf je betrokken bij wat gedaan kan en moet worden. Zo sleep je werk in de wacht. We spreken over het ?old boys network?, wanneer het gaat om het vinden van geschikte kandidaten voor het invullen van zgn. topfuncties. Steeds meer christenen gaan het belang inzien van netwerken. Het is de manier waarop zij hun christen-zijn vorm geven nl. open en betrokken op andere christenen en op de wereld. Met als doel: Gods Koninkrijk zichtbaar te maken en te doen baanbreken in een gebroken wereld. Er zijn er steeds meer die zich een netwerkchristen zouden kunnen noemen. Misschien u en jij wel.

De vorige keer attendeerde ik op tal van organisaties die samenwerken en die opzettelijk een netwerk willen vormen. Deze keer wil ik de nadruk leggen op het persoonlijke. De stelling is te verdedigen dat een christen per definitie een netwerker is. In het vorige artikel wees ik al op het beeld van het lichaam en de leden, dat in de Bijbel wordt gebruikt. Netwerken wil dat gegeven activeren en uitdiepen, zodat een christen leert in brede verbanden te denken en zich in bredere verbanden leert bewegen.

ImageHet wordt tijd dat we proberen een concreet antwoord te geven op de vraag of de genade verandert en of wij nog wel weten wat genade is. Maar al te vaak klinkt immers de reactie van gemeenteleden op een ?gewone? preek, waarin de Schriften opengingen tot op het hart van God en het hart van de zondaar: ?Dit horen wij niet meer!? En die klacht klinkt van alle kanten. Weer onderstreep ik dat dit verhaal een persoonlijke kleur heeft, waarbij ik mijn best doe te voorkomen dat lezers namen in kunnen vullen. Daar gaat het immers niet om. Het gaat om een teruggang in de prediking van de genade, die aan alle kanten, zij het met verschillende accenten, merkbaar is.

Ik begin met een voorval uit mijn vroege ambtelijke jaren. Met een oudere en ervaren collega was ik ergens op kerkvisitatie geweest. Tijdens het gesprek over de prediking uitte een ouderling zijn zorg over de prediking ter plaatse. Hij miste regelmatig zaken die naar zijn overtuiging niet gemist konden worden. Het werd een indringend gesprek. Onder weg naar huis zei mijn collega: ?Die broeder had wel gelijk. De zaken die hij mist, mogen niet gemist worden.?
Een ander signaal. Tijdens een vergadering luchtte ??n van de vroegere hoogleraren die zelf niet meer preekte, zijn ongenoegen over de preken die hij de laatste tijd gehoord had: ?Als er altijd zo gepreekt werd, ging ik niet meer naar de kerk?.

ImageOnlangs vond in de Noorderkerk in Zwolle een Gemeentevergadering plaats. De brief die de leden daarvoor uitgenodigde, zette de toon voor deze ontmoeting. Terug kijkend op 2009: ?De balans opmaken betekent ook dat we elkaar eerlijk de vraag moeten stellen of we gedaan hebben waar God ons toe roept. Kan van ons werk gezegd worden dat we het deden omdat we bewogen zijn door Gods liefde? Werden we gemotiveerd door het verlangen om mensen bij Jezus te brengen? Hebben de inwoners van Zwolle kunnen proeven dat we hart voor de stad hebben? Waren we samen de gemeente waar ?iedereen? welkom is?? Deze gevoelige vragen resoneren in de werktitel die de redactie voor dit artikel aanreikte: ?de visie van de CGK Zwolle met betrekking tot een multifunctioneel kerkgebouw?. Daarin prikkelen bij eerste lezing vooral twee woorden: ?visie? en ?multifunctioneel?. En deze worden vervolgens ?nogal ongewoon- in verband gebracht met een Christelijke Gereformeerde Kerk. Genoeg reden dus om er eens wat meer over te vertellen.
Ook de kerk van Zwolle heeft zo zijn eigen problemen. E?n daarvan is echter een luxeprobleem: de gemeente is in de afgelopen jaren namelijk z? fors gegroeid in ledenaantal en activiteiten, dat de behuizing een knellend jasje is geworden. En omdat ?de zoom uitleggen? te weinig extra ruimte biedt en wat de portemonnee betreft zou getuigen van slecht rentmeesterschap, heeft de kerkenraad zich al in 2007 in een helder principebesluit uitgesproken voor ???n kerkelijk centrum?. Een nieuw gebouw dus. Waarbij ?nieuw? ook ?ander, bestaand? mag zijn.

Naar Psalm 137

Advent zou een tijd van verwachting moeten zijn. Een tijd, waarin de lichtjes weer worden opgehangen. Een tijd, waarin we proberen alvast de vrije dagen rond kerst voor te bereiden. En nu klinken er uit Psalm 137 gruwelijke woorden: ?gelukkig hij, die uw kinderen zal grijpen en tegen de rots verpletteren?. Natuurlijk het is mijn keuze om die psalm te lezen. Maar het maakt eens te meer duidelijk wat verwachten, advent is. Isra?l was door de kinderen van Edom (Esau) in ballingschap gevoerd. Hoe konden ze in die wereld ver van de stad van vrede de liederen van God nog zingen? In die gruwelijke godverlatenheid werden de kelen dichtgedrukt door verdriet en verlangen. Diep in hun hart was nog een kleine vlam van hoop, dat de wereld ooit weer anders zou zijn. Alleen dat kleine vlammetje van hoop kun je alleen maar zien en horen in een roep om wraak. Er is dus in het duister van de wereldnacht nog een stem, die roept tot God. Dat wel, maar die stem schreeuwt om de dood van de kinderen van Edom. Helpt dat? Brengt dat de bevrijding dichterbij? Is de dood van mijn vijand tegelijk mijn vrijheid? De HERE laat dit gebed in ieder geval wel gewoon in de bijbel staan. Het mag gehoord worden, moet gehoord worden. De roep van al die mensen in de dikke duisternis van de tijd, die roepen om wraak. Wraak voor hun vaders en moeders en kinderen, die er niet meer zijn. Helpt het om te bidden voor de ondergang van jouw vijand?
Wij steken lichtjes aan, versieren onze straten en weten nauwelijks waarom we het doen. Het is onze gebrekkige manier om het duister te verjagen. Maar horen wij de roep om verlossing, de schreeuw om de dood van het kwaad? De HERE wel en komt in Christus om het duister te overwinnen.

Noordscheschut           
P. van Dolderen

ImageRichard Dawkins is een begrip. Als er iemand staat voor de evolutieleer dan Dawkins wel. Zijn reputatie heeft hem zelfs een bijnaam bezorgd: Darwins Rottweiler. Kom niet aan Darwin en zijn leer want dan kom je aan Dawkins! In het jaar van Darwin, 200 jaar na diens geboorte en 150 jaar na de publicatie van zijn Origin of Species (Over het ontstaan van de soorten), laat Dawkins zich niet ontbetuigd.

In het eerste hoofdstuk geeft Dawkins aan dat het boek zal gaan over de bewijzen dat evolutie een vaststaand feit is. Hij voegt eraan toe dat zijn geschrift niet is bedoeld als anti-religieus. Dawkins ruimt wel de term ?geschiedenisontkenners? in voor al die mensen die de evolutie ontkennen. Hij introduceert ook een nieuw woord: theoruma. Zoals de wiskunde de uitdrukking theorema kent om aan te geven dat wat eerst een vermoeden was nu is bewezen zo kent de natuurwetenschap het woord theoruma om aan te geven dat wat eerst een vermoeden was nu onomstotelijk waar is, namelijk de evolutieleer. Bewijzen, experimenten, waarnemingen en metingen wijzen ??n kant op: evolutie, en niet anders. Wie dit theoruma naast zich neerlegt is een ?geschiedenisontkenner?. Op pagina 27 lees ik: ?In de rest van dit boek zal ik aantonen dat evolutie een onontkoombaar feit is; het zal een eerbetoon zijn aan de overdonderende kracht, eenvoud en schoonheid ervan.?

Commentaar

  • Storm in de CGK 2025-07-04 17:44:42

    De afgelopen jaren en zeker de afgelopen maanden en weken zijn voor onze Christelijke...

  • Hellend vlak 2025-06-21 09:25:10

    Net als veel anderen denk ik met weemoed terug aan vroegere tijden. Binnenkort word ik...

  • Zien en zijn 2025-06-07 08:46:46

    Ik worstel ermee. Onlangs hoorde ik twee uitdrukkingen die me sindsdien bezighouden. Het ging over...

  • Eeuwig dankbaar 2025-05-24 07:16:04

    Doetinchem heeft zich mooi op de kaart gezet. Dit jaar vierde koning Willem-Alexander zijn...