Onze kerken hebben wereldwijd verspreid een aantal Missionaire Diaconale Werkers zitten. Dat zijn gewone mensen met een drang om op een specifieke plek de liefde van Christus handen en voeten te geven. Zij doen hun belangrijke werk vaak in stilte. Het leek ons goed om ze in de schijnwerpers te zetten. Deze week: Hetty Bloem. Hetty is uitgezonden door de CGK Leeuwarden en werkt voor Indlu Yethemba Ministries in Zuid-Afrika.

 

Hier is een jongen met vijf broden en twee vissen, maar wat is dat nou voor zoveel mensen (Joh 6:9)?

Hoe kan het, dat daar in die schare van wel meer dan tienduizend mensen maar één jongen was die wat te eten bij zich had? Nee, ik denk dat er meer mensen waren die ook iets bij zich hadden om te kunnen delen met anderen. Hoe komt het dan dat zij dit niet aan de discipelen hebben gegeven? Waren ze zuinig en wilden zij dat zelf opeten? Een meer waarschijnlijke verklaring is, dat zij geen ogenblik geloofden dat hun pakje eten genoeg kon wezen voor de groep mensen direct om hun heen, laat staan om duizenden daarmee te voeden. Misschien was het wel een beetje hoogmoed – wie wil nou voor gek staan en voor iedereen eten aanbieden terwijl dit duidelijk veel te weinig is. Ik denk, dat dit het is, waardoor alleen maar deze jongen met zijn brood en vis voor eeuwig in de Bijbel staat opgetekend, en dat dit dus daarom het enige voedsel was wat daar toen beschikbaar was.

Het is nogal een uitdagende titel, en misschien schrikt een lezer ervan. Maar het duidt wel precies de vraag aan die in het Noorden (maar ook elders) soms opborrelt wanneer men de lijst leest van voorgangers in de kerkdiensten. Vroeger was dat overzichtelijk: de ‘eigen’ dominees, en zo nu en dan een broeder die speciale gaven had om voor te gaan in de kerken. En nu? Je leest zóveel onbekende namen, en je kunt ze lang niet altijd thuisbrengen. Hoe zit dat toch? En aan de koffietafel valt dan dat lelijke woord dat ik dan toch maar vervolgens op de leestafel leg. Dan is de vraag maar helder.

Wie mogen er allemaal in de kerken voorgaan? Dat is zo langzamerhand een ingewikkelde kwestie geworden. Onze eigen predikanten natuurlijk. Maar ook de broeders ‘naar art. 3 K.O.’, die binnen hun eigen gemeenten zijn opgevallen door hun kennis van de Schriften en door de kerkenraad bij de classis zijn aanbevolen om kerkdiensten te leiden en door de classis daartoe kerkelijk onderzocht zijn en een bevoegdheid hebben gekregen. Dat is al tientallen jaren het geval.

Al die speciale dagen hebben iets vermoeiends. Misschien gewoon omdat er zoveel zijn. Dag van dit, week van dat. Aan de andere kant kan stilstaan bij iets, of bij een bepaalde groep mensen, ook geen kwaad. Even wat bezinning, even de schijnwerpers erop. Aan sommige van die speciale dagen zijn we allang gewend. Moederdag bijvoorbeeld en Vaderdag. In Korea hebben ze ook nog Kinderdag, geen gek idee. Maar nu dus volgende week de Nationale Ouderendag. Een paar overwegingen.

In de titel van dit stukje zit enige angst verborgen. ‘Ouder worden’ klinkt iets milder dan ‘oud worden’. Ouder worden we immers allemaal elke dag een beetje. Fijn dat het per dag gaat, dat helpt bij het wennen. Als je jong bent, wil je snel ouder worden; als je oud bent krijg je wat minder haast. Tegenwoordig ben je vroeg oud. Zeker in politiek opzicht. ‘50 plus’ heet de Ouderenpartij. Ouderen zijn in toenemende mate een politiek onderwerp dat ‘vergrijzing’ heet. Een woord dat een gevoel van dreiging oproept.

Hoe kan Jezus diegenen zaligspreken die ongeluk in hun leven moeten doorstaan en dan snakken naar het moment dat recht wordt gedaan (Mat.5,6)? Dat kan omdat Hij een bemoediging uitspreekt: Hij is juist gekomen voor mensen die geschonden zijn door onrecht.

 

Christus Jezus is niet gekomen voor diegenen die o zo gelukkig zijn met zichzelf, alles voor elkaar krijgen, en alles al hebben en alles al weten, voor wie alles mogelijk is, en die al genietend hun dagen doorbrengen. De Heiland is naar deze wereld gekomen voor diegenen die gebutst en geschonden zijn door onrecht. Hij is gekomen voor diegenen die geen helper hebben, en radeloos zijn, omdat niemand kan helpen. Ja, zo zegt Hij, zalig zijn diegenen die weten waar zij met al hun pijn over onrecht terecht kunnen.

 

Over de werken van barmhartigheid

 

Jezus stelt ze aan de orde in Matteüs 25 vers 35 en 36: Want Ik had honger en jullie gaven Mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen Mij op, Ik was naakt, en jullie kleedden Mij, Ik was ziek en jullie bezochten Mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar Mij toe (NBV).

 

Wie goed telt komt maar tot een zestal werken van barmhartigheid. In 1207 voegde paus Innocentius III – om het (heilige) getal zeven vol te maken – er een zevende aan toe: de doden begraven. Hij verwijst hierbij naar het (apocriefe) Bijbelboek Tobit, waarin het begraven van doden in één adem wordt genoemd met de naakten kleden en de hongerigen te eten geven.

 

Commentaar

  • Israëlzondag 2024-10-11 17:20:39

    Afgelopen zondag is in veel kerken aandacht besteed aan de bijzondere band van ons als...

  • Ver van ons bed 2024-09-27 17:32:11

    Een korte zoektocht op het internet leert me dat er ooit een programma op de televisie was, dat de...

  • Laatste en eerste 2024-09-14 09:19:44

    Dit is mijn zesenveertigste en laatste commentaar voor dit mooie Kerkblad voor het Noorden. Na...

  • Horrorgezinnen 2024-08-31 08:28:17

    Wat een pijnlijke vertoning op de onlangs gehouden democratische conventie in Chicago. Niet ver...