Het is nogal een uitdagende titel, en misschien schrikt een lezer ervan. Maar het duidt wel precies de vraag aan die in het Noorden (maar ook elders) soms opborrelt wanneer men de lijst leest van voorgangers in de kerkdiensten. Vroeger was dat overzichtelijk: de ‘eigen’ dominees, en zo nu en dan een broeder die speciale gaven had om voor te gaan in de kerken. En nu? Je leest zóveel onbekende namen, en je kunt ze lang niet altijd thuisbrengen. Hoe zit dat toch? En aan de koffietafel valt dan dat lelijke woord dat ik dan toch maar vervolgens op de leestafel leg. Dan is de vraag maar helder.
Evangelisten
In de zogenaamde zendingsgemeenten (waar in het Noorden de gemeente ‘Assen zoekt’ een voorbeeld van is) kunnen evangelisten worden aangesteld. Soms dient ook een predikant een dergelijke gemeente. Dat moet dan wel een broeder zijn die een speciale gave heeft om mensen aan te spreken die de binding met het christelijk geloof hebben verloren, of daar nog nooit mee in aanraking zijn gekomen. Het gaat immers om het dienen als ‘pionier en opbouwwerker voor het stichten van opbouwen van zendingsgemeenten’ (art. 4 lid 6 K.O.). Daarvan is ds. P.J. den Hertog een voorbeeld, die indertijd van Groningen naar Zaandam ging. Ook kan men denken aan de GKv-er ds. H.M. Veurink die als evangelist zijn opvolger daar werd.