Ik sta op tafel in een (nog) gloeiende pan, samen met de andere aardappels. Naast ons staat een pan die nog net zo gloeit als wij, waar de bloemkool in zit. Ook het vlees staat op tafel. Om ons heen is de tafel gedekt voor vier personen. Ik zie dat moeder en zoon al zitten, maar waar de rest blijft is niet duidelijk. Moeder stelt voor om maar vast te beginnen. Ze zijn even stil en beginnen vervolgens de aardappelen rondom mij op te scheppen. Ook uit de andere pannen wordt opgeschept. Nu het deksel van de pan is begin ik het een beetje koud te krijgen. Ik hoor moeder en zoon praten over de voetbaltraining waar de zoon zo naartoe moet. Hij moet daarom snel eten en verbrandt zijn tong bijna aan zijn eten. Daar gaat de deur open en komt vader binnen. Hij had het druk op zijn werk en is daarom iets te laat voor het eten, maar begrijpt wel dat ze al begonnen zijn. Hij komt erbij zitten, is ook even stil en schept ook om mij heen. Ondertussen gaat zoon snel zijn tas pakken, want anders is hij te laat op trainen. Daar zitten vader en moeder samen aan tafel. Ik krijg het inmiddels steeds kouder. Als ook vader en moeder hun eten op hebben word ik op het aanrecht gezet. De Bijbelteksten die ik vroeger nog weleens hoorde, hoor ik vandaag weer niet.