Introkring
In de CGK van Zwolle hebben we een jaar of tien geleden de kleine kringen geïntroduceerd in onze gemeente. Kleine gemeenschappen waar vooral een stuk onderlinge zorg voor en met elkaar wordt geregeld. Per maand groeit onze gemeente met ongeveer 10 adressen. Zeg maar, de ideale grootte voor een kleine kring. Maar hoe krijg je zicht op het functioneren van een gemeente met bijna 3300 leden? Deze nieuwe leden starten eerst samen in een (tijdelijke) introductiekring, om vervolgens deel te gaan uitmaken van de kleine kring.
In oktober 2010 zijn de eerste twee introductiekringen voor nieuwe leden van start gegaan. Onder leiding van een kringleidersechtpaar komen in 5 bijeenkomsten allerlei aspecten van ons gemeente-zijn aan de orde. Wat is de CGK, en wat is typisch CGK Zwolle, welke erediensten worden er elke zondag georganiseerd, hoe is de pastorale en diaconale zorg geregeld, welke activiteiten zijn er voor mijn kinderen en tieners, op welke manier mag ik mijn gaven en giften gaan inzetten in de gemeente?




In het vorige artikel ging ik in op twee van de drie zaken die in de prediking van de jaren 70 opvielen. Zaken die Dr. M.H. Bolkestein vaststelde na analyse van 89 preken. Ten eerste het gebruik van oude woorden en oude voorstellingen. Ten tweede dat preken zich verengden tot het spreken over zonde en genade; alsof de Bijbelse boodschap daartoe gereduceerd kan worden. In de derde plaats stipt Bolkestein het vreugdeloze preken aan. Hij bedoelt daarmee een verkondiging waarin de hoorders veel ‘moeten’. Wordt er vandaag – wat betreft punt drie - ook op die manier gepreekt. Is de prediking vandaag nog steeds vreugdeloos omdat er zoveel moet?
We hebben allemaal één ding gemeen en dat is dat we allemaal een hekel aan de overheid hebben. Deze uitspraak wordt toegeschreven aan onze voormalige minister-president Ruud Lubbers. Ook kerkmensen laten meer dan eens hun afkeer van de overheid blijken. Maar is dat terecht? Daarachter ligt de vraag naar de verhouding tussen kerk en overheid.
'Wie ben ík...?!' Die woorden bezigde mijn vader, als hij iets bijzonders meemaakte. De zegswijze vertolkt een mengeling van gereformeerd denken en Zeeuwse bescheidenheid. Beide sieren een mens. En ze vormen daarom de toonzetting voor een korte bijdrage over 25 jaar predikantschap.
Over de preek valt heel wat te zeggen. Collega Stoffer Otten wijdde reeds drie artikelen aan dit onderwerp. In zijn eerste artikel stipt hij de verlegenheid met de preek aan om vervolgens aan te geven dat hij zonder de Geest en daarachter het mandaat van roeping en zending het geen seconde in zijn hoofd zou halen de kansel op te gaan. Hij heeft het dan vooral over de voorganger zelf. In zijn tweede artikel komt de hoorder in het vizier: hoorder waar zit je en op welke manier luister je? Hoe bereikt de prediker zijn gehoor (al die verschillende doelgroepen)? Heb je dan genoeg aan de woorden: God werkt het geloof door het gehoor? In het derde artikel gaat hij o.a. in op de visie van Wim Dekker.