Wat wordt er in de Vroege Kerk gezegd over de schepping?
Inleiding
De kerkvaders waren zeer betrokken op de schepping van God. Ze beschouwden die als een permanent bewijs van Zijn almacht. Niet alleen de schoonheid van de Schepping was hierin inbegrepen, ook de bijzondere orde die God in de Schepping, ook van het heelal, ingebracht had was voor hen een reden tot diepe verwondering. De vraag naar de oorsprong van de ons omringende wereld was in de oudheid al actueel. De Griekse natuurfilosofen gingen uit van een materiële oerstof als beginsel van de ons omringende wereld. Ze kwamen daarbij tot de conclusie dat dit water, aarde of vuur moest zijn. Ten diepste werd de scheppingsvraag door de Griekse natuurfilosofen echter niet gesteld. Het ging hen eerder om een verklaring waarom de dingen die we zien zo zijn als ze zijn. Het logisch redeneren speelde bij het vinden van een sluitende verklaring een belangrijke rol. Welke materie hierbij de meest bevredigende verklaring opleverde voor de vraag waaruit de wereld en alles in die wereld bestond bepaalde de visie van deze natuurfilosofen. Daarbij kwam men tot zeer uiteenlopende ‘oplossingen’.