Geloofsbelijdenis van Nicea
Dit jaar is het precies zeventienhonderd jaar geleden dat in het westen van het huidige Turkije het eerste oecumenische concilie gehouden werd. Deze algemene kerkvergadering in de stad Nicea werd in 325 na Christus bij elkaar geroepen door keizer Constantijn om vragen te beantwoorden die gerezen waren in de vroege kerk: wie is Jezus nu precies?, en: hoe verhoudt Jezus Christus zich tot God de Vader en de Heilige Geest?
Op het concilie van Nicea werd de eerste versie vastgesteld van de belijdenis die wij later de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel zijn gaan noemen. Vaak is het de gewoonte dat deze belijdenis op de grote feestdagen gelezen wordt.
Net als in de apostolische geloofsbelijdenis wordt het geloof beleden in de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. De geloofsbelijdenis van Nicea begint met de belijdenis dat ‘wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen’. Als christenen geloven wij dus dat er slechts één God is. Deze God staat aan het begin van alles wat er bestaat. Niet alleen de dingen die wij om ons heen kunnen waarnemen – zoals de dieren, de planten en de hemel – maar ook de dingen die voor ons onzichtbaar zijn, zoals de engelenwereld, zijn door Hem geschapen.