Taal in de eredienst (3)
Wanneer de christelijke gemeente samenkomt, worden woorden gesproken en gezongen. De eredienst is een taalgebeurtenis. Dat geldt vooral voor een eredienst van gereformeerde signatuur. Aanleiding genoeg om er eens nader naar te kijken.
De taal in de eredienst komt uit verschillende hoeken en gaat verschillende richtingen uit. In de schriftlezing horen we de stem van de Heer. Uitleg en verkondiging sluiten zich daarbij aan. De gesproken woorden (door de lector of de voorganger) richten zich tot de gemeente. In de gebeden zijn de woorden gericht tot God.
Daarnaast klinken er woorden van de gemeenteleden tot elkaar. Deze kunnen tegelijk ook gericht zijn tot God. Wisselzang bijvoorbeeld, als lofprijzing voor de Heer én opwekkende bemoediging van elkaar.
Nu is een kerkdienst een publieke aangelegenheid. Naast de leden van de gemeente kunnen er ook gasten zijn die voor het eerst een eredienst meemaken of na jaren weer eens een kerkdienst bijwonen. Al die verschillende zenders en ontvangers brengen ook verschillende taalvelden met zich mee.
Twee van de hierboven genoemde aspecten wil ik hier wat nader onder de loep nemen. Allereerst de taalgerichtheid op aanwezige gasten. Vervolgens iets over het verschil in taal dat optreedt wanneer het adres tot wie men spreekt verandert.