Kerst in een wereld vol geweld
Het zingen van het ‘Ere zij God’ is mijn vroegste herinnering aan het kerstfeest. En dan met name dat zinnetje ‘Vrede op aarde’. Vooral die herhaling maakte het tot een soort smeekbede, een uitdrukking van een diep en hevig verlangen: ‘Vrede op aarde’. Je kunt blij of minder blij zijn met het kerstfeest en met de manier waarop het gevierd wordt, maar hoe dan ook, rond die dagen vlamt wereldwijd het verlangen naar vrede op. Vrede op aarde. Maar wij zijn hier toch in overgrote meerderheid vredeskinderen? Alleen een kleine groep ouderen heeft nog bewust herinneringen aan de oorlog. Toch komt nu en dan de oorlog dichtbij. Ik herinner mij het kerstfeest van 1956. Ik was toen elf jaar. Er waren Hongaarse vluchtelingen in ons dorp
aangekomen. En ze waren met kerst in de kerk. Ik heb het beeld nog scherp voor me. Er werd in Nederland intens meegeleefd met de opstand in Hongarije. Er heerste grote verontwaardiging over het geweld waarmee die opstand neergeslagen was. Het ‘vrede op aarde’ werd tijdens die kerst nog intenser gezongen. De Hongaarse Opstand was ineens heel dichtbij omdat we vluchtelingen in ons midden hadden. We zagen ze, we konden ze de hand drukken.




En zij baarde haar eerstgeboren zoon, zij wikkelt hem in doeken en legt hem in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg… (Lucas 2,7).
Ik herinner me hem nog als de dag van gisteren. 'Jullie zijn een kerk, toch? Kunnen jullie me vertellen hoe ik de Heere Jezus kan vinden?' Een Arabische man is misschien wel de laatste van wie we deze vraag zouden verwachten. Als we het al verwachten van iemand.
Op oudejaarsnacht werd er vroeger wat versleept op het platteland - een goede gewoonte. Zo stond er eens een boerenwagen op het dak van een school. In onderdelen uit elkaar gehaald, omhoog gehesen en daar weer in elkaar gezet. Of werd het frame van een gevonden fiets over een lantaarnpaal geschoven. Krijg die maar weer eens terug.