Compromis – wanneer wel, wanneer niet?
In het dagelijks leven moeten we vaak tevreden zijn met minder dan we op grond van Gods geboden moeten nastreven. Dan dwingt de weerbarstige werkelijkheid daartoe. Toch is een compromis ook wel nuttig. Daarzonder is samenleven nauwelijks mogelijk. Maar is het sluiten van compromissen wat het leven van een christen tekent?
Een volledige en onbevlekte gehoorzaamheid jegens Gods gebod is in deze bedeling op geen enkele manier mogelijk voor mensen die zijn aangetast door de zonde. Voor de Heiland lag de situatie anders. Hoewel Hij geduld had met zijn leerlingen, heeft Hij voor zichzelf geen enkel compromis gesloten. Hij wilde niet dat zijn Vader genoegen zou nemen met minder dan een zuivere gehoorzaamheid. Volkomen heeft Hij de wil van zijn hemelse Vader gedaan. Zonder compromis, tot in de dood, de meest verschrikkelijke dood.




Vier jaar geleden schreef ik in het biddagnummer van dit kerkblad ook een artikel. Het begon met de zin dat bidden voor gewas en arbeid weer actueel was geworden. Want er was een economische crisis en de werkloosheid liep op.
Een christen zal soms met minder genoegen nemen dan hij op grond van Gods geboden zou moeten nastreven. Een compromis heeft echter zijn grenzen. Het is geen vanzelfsprekende zaak. Wat zijn dan de grenzen van een compromis?
Nu u dit leest is de veertigdagentijd al aan de gang. Op 31 maart vieren wij met Pasen de opstanding van de Here Jezus. De periode daaraan voorafgaand is de veertigdagentijd. Dit jaar loopt die van 13 februari tot en met 30 maart. Wanneer u die dagen gaat tellen komt u op 46. Zes van die 46 zijn namelijk zondagen en die worden niet als vastendag meegeteld.