Aan God verbonden (3)
In het vorige artikel is aangegeven dat de grondstructuur van het nieuwe verbond ten opzichte van het oude verbond onveranderd is gebleven, en de inhoud eveneens ('Ik zal uw God zijn'). Niettemin is sinds de komst en het werk van de Messias datgene in het volle licht getreden waarnaar in vroeger eeuwen reikhalzend werd uitgezien.
Het verbond waarin God zo genadig de mens in zijn verlorenheid opzoekt om hem zalig te maken, vraagt om een antwoord. De liefde kan niet alleen maar van één kant blijven komen. Het erge van de zonde is, dat wij de liefde van God wél beantwoorden met ongeloof, minachting, gebrek aan belangstelling, ten diepste zelfs: haat. Paulus geeft een dieptepeiling van de mens in Romeinen 3: er is niemand die God zoekt; de Heidelbergse Catechismus spreekt dat na in zondag 2 en 3. De mens is zo bedorven door de zonde dat hij onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Toch wil Gods ‘ja’ in de doop beantwoord worden met het ‘amen’ van het geloof. Hoe komt het dan zover?