God had een doel voor ogen toen Hij man en vrouw, en hun onderlinge verbondenheid schiep. De uiteindelijke bestemming daarvan zou liggen in de verhouding tussen Christus en zijn gemeente. Tenminste, zo spreekt de apostel daarover in zijn brief aan de Efeziërs. En we hechten toch gezag aan de woorden van de apostel?
Bij de schepping van man en vrouw dacht God al aan de band tussen Christus en de zijnen (Ef.5,32). Deze band zal in het nieuwe Jeruzalem volmaakt zijn. Dan komt ook de seksuele verbondenheid tussen man en vrouw tot haar doel, overigens zonder dat er dan sprake zal zijn van een geslachtelijke vereniging tussen beiden. De Here Jezus was daarover duidelijk: daar zal geen huwelijk meer zijn (Mat.22,30).
Hij onderstreepte eveneens dat het ongehuwd-zijn in de aardse bedeling van zijn koninkrijk geen geringere waarde heeft dan het gehuwd-zijn.