Onmisbaar - het woord 'geweten'
Weten we wat we bedoelen wanneer we het woord 'geweten' gebruiken? In de loop van de tijd is heel verschillend gedacht en gesproken over dit begrip. Sommigen willen het vanwege de spraakverwarring die daarover heerst, liever niet meer gebruiken. Dr. P. A. Verbaan denkt daar anders over. Hij vindt dat dit begrip nog steeds goede diensten kan bewijzen.
Lange tijd was het geweten vooral een aanklager. Deze beschuldigde de aangeklaagde dat hij zich niet aan de geboden van God heeft gehouden. Mensen waren diep onder de indruk van deze aanklacht. Ze vroegen zich af of zij voor de hemelse rechtbank zouden worden vrijgesproken.




Als gezant van God in het publieke domein moet de overheid gerechtigheid oefenen en zich inzetten voor zwakken en kwetsbaren. Het kwaad dat mensen elkaar aandoen moet zij inperken zodat burgers in vrede kunnen samenleven. Daarnaast schept zij die voorwaarden voor een samenleving die nodig zijn om zich te ontwikkelen.
In het vorige artikel ging ik in op twee van de drie zaken die in de prediking van de jaren 70 opvielen. Zaken die Dr. M.H. Bolkestein vaststelde na analyse van 89 preken. Ten eerste het gebruik van oude woorden en oude voorstellingen. Ten tweede dat preken zich verengden tot het spreken over zonde en genade; alsof de Bijbelse boodschap daartoe gereduceerd kan worden. In de derde plaats stipt Bolkestein het vreugdeloze preken aan. Hij bedoelt daarmee een verkondiging waarin de hoorders veel ‘moeten’. Wordt er vandaag – wat betreft punt drie - ook op die manier gepreekt. Is de prediking vandaag nog steeds vreugdeloos omdat er zoveel moet? 
'Wie ben ík...?!' Die woorden bezigde mijn vader, als hij iets bijzonders meemaakte. De zegswijze vertolkt een mengeling van gereformeerd denken en Zeeuwse bescheidenheid. Beide sieren een mens. En ze vormen daarom de toonzetting voor een korte bijdrage over 25 jaar predikantschap.